|
||||||||
|
Al kun je onmogelijk zeggen dat de naam van de Canadezen van The Slocan Ramblers gemeengoed zijn voor elk van ons, toch zijn ze, zeker sinds hun “Queen City Jubilee” van 2019 ook niet meer compleet onbekend. Die plaat leverde de band immers een nominatie op voor de Juni Awardsen ze verwierven er een “Momentum of the Year”-Award van de International Bluegrass Music Association mee. Da’s zo’n beetje het equivalent van de “belofte van het jaar”-titel van bij ons en het leek er dus op dat het na die plaat allemaal echt zou gaan gebeuren voor het trio uit Toronto, maar toen kwam…jawel: de Covid-pandemie en die liet diepe sporen na: mandolinist Adrian Gross en gitarist Darryl Poulsen verloren allebei naaste dierbaren -de één zijn broer, de ander zijn vader- en de bassist van de band besliste ermee te kappen, om meer tijd met familie en gezin te kunnen doorbrengen. Hij is intussen min of meer vast vervangen door Charles James, maar eigenlijk blijft, naast Gross en Poulsen, alleen Frank Evans over. Nu is die nogal bepalend voor de klank van de groep, niet alleen door zijn composities en zijn uitermate bij het genre passende zang, maar al evenzeer door zijn heel bijzonder banjo-spel. Nu, de nieuwe plaat blijft wel de bluegrass als kernwaarde behouden, aar je kunt er niet omheen dat her en der ook rock- en popinvloeden zijn binnengeslopen. Dat blijkt onder meer uit de keuze voor het coveren van Tom Petty’s “A Mind with a Heart of its Own”, maar ook productiegewijs knipoogt de inbreng van Chris Stringer richting de meer complexe arrangementen en dat zorgt er dan weer voor dat de soms adembenemende, en duizelingwekkend snel gespeelde instrumentale partijen als het ware “moeiteloos” gaan klinken. Het komt er allemaal vlotjes uit gerold, alsof de band ergens bij een haardvuur of op een terrasje bijeen zat en losjesweg een paar dingen aan het uitproberen waren. Dat levert een bijzonder knappe cocktail op: je hoort hier mensen die werkelijk alles kunnen op hun instrumenten en die elke komma en elke dubbele punt van het genre blindelings weten te vinden. Maar daarnaast hoor je ook een band, die van de pandemie -en wat er mee gepaard is gegaan- gebruik gemaakt heeft om het verdriet om hun verlies om te zetten in hoopvolle verwachting en het nemen van een nieuwe start en zo komt het dat een nummer als “The River Roaming Song” of “You Said Goodbye”, hoewel ze over diep verdriet gaan, toch bijzonder opgewekt klinken en dat is dan weer typisch bluegrass: het gaat heel vaak over pijn en afscheid, maar als tegengewicht voor de zwaarte daarvan wordt dan gekozen voor de huppelende aankleding van een song. Dat maakt het allemaal heel verteerbaar, zonder dat het de intrinsieke schoonheid van een arrangement aantast. Gevolg: dit is een akelig straf gezongen en gespeelde plaat, waarin op absoluut verantwoorde wijze met verlies en verdriet wordt omgegaan. Ik kn het al een beetje voorspellen: de nominaties en bekroningen loeren NU al om de hoek! (Dani Heyvaert)
|